Spelend leren

Al eerder schreef ik over mijn ‘worsteling’ met het huidige kleuteronderwijs. Er was toen net een aflevering van “De Monitor” op tv geweest met de sprekende titel: De Kleuter onder druk.

“Hierin wordt gezegd dat kleuters al veel te veel “moeten”. Ze  moeten voldoen aan alle tussendoelen die gesteld worden door de inspectie. Die worden dan weer getest in  (CITO- )toetsen. Als ze deze toetsen niet goed maken (lees: als ze nog niet genoeg weten en de stof nog niet beheersen) moet er extra met een kind gewerkt worden. Er worden groepsplannen en handelingsplannen geschreven, gesprekken met de ouders gevoerd (zodat die ook thuis met een kind kunnen oefenen) en in de klas moet hard gewerkt worden. Er blijft steeds minder tijd over voor waar het bij een kleuter eigenlijk om gaat: de wereld verkennen op een speelse manier, dus door te spelen, bouwen, ontdekken, ervaren, uitproberen. Ook vakken als muziek, beeldende vorming, en het bewegingsonderwijs worden minder vaak gegeven omdat er nou eenmaal heel veel tijd moet worden besteed aan taal en rekenen.”

(lees de rest van de blog, waarin staat hoe het in mijn klas gaat en wat ik er van vind hier)kleuter_750xn

Daarom was ik ook zo blij met de studiedag die we gisteren hadden: Spelend, onderzoekend en ontwerpend leren in de onderbouw, gegeven door Tessel van der Linde. Nogmaals werd me duidelijk dat (jonge) kinderen vooral leren door te spelen en dingen te ervaren. Zo leren ze de wereld kennen, ervaringen verwerken en op hun manier meedoen met de ‘grote mensen’.

Eigenlijk gaan we weer een beetje terug in de tijd naar weer meer de ‘echte’ kleuter-school, naar de tijd van de KLOS. , naar spelend en ontdekkend leren in plaats van in schriftjes werken en individuele lesjes geven.  Zo gaat het altijd in het onderwijs: we gaan één kant op, slaan daar dan een beetje in door, realiseren ons wat er goed was aan het oude en gaan weer een beetje terug. Maar dan nu wel rekening houdend met de 21e eeuwse vaardigheden:model

We verdelen de hele onderbouwperiode (2 jaar) in 10 thema’s. Per jaar komen er dus 5 aan bod. Dit moeten herkenbare thema’s zijn die passen bij het leven van de kinderen en die ze kunnen naspelen (zoals: Bij mij thuis, de Supermarkt en het Station) Belangrijk is dat je steeds zorgt voor situaties die de kinderen kunnen spelen. Taal en rekenen zitten verwerkt in het maken van reclameborden, het betalen in de winkel, de klok, woordenschatontwikkeling door de woorden die bij een bepaald thema aan bod komen, wegen op de weegschaal enz. De hoek waar in gespeeld wordt groeit langzaam. Met de kinderen ga je bedenken wat er in de ‘speelhoek’ moet zijn. Als ze vinden dat er een kassa nodig is, ga je verschillende kassa’s bekijken (digibord en eventueel in het echt) en bedenken hoe je zo’n kassa kan maken. Dan moeten er spullen verzameld worden en de kassa wordt geknutseld. Een kind die de cijfers al kan schrijven maakt de knopjes voor op de kassa, een kind die zijn fijne motoriek moet oefenen kan prikwerkjes doen en het kind dat de letters al kent stempelt er KASSA op. Dit noemen we het ontwerpen.

Als juf begeleid je het spel door af en toe op bezoek te gaan, mee te spelen en in de gaten te houden of er ontwikkeling in het spelverloop zit en dat zo nodig bij te sturen.

Dit gaat ons veel tijd kosten om het in te voeren en dat betekent ook dat er dingen zijn waar we minder tijd aan kunnen besteden. Ik ben heel benieuwd of dit in de praktijk ook gaat lukken. Want vaak in het onderwijs komt het er dan nog ‘bij’.

Maar ik heb er ook erg veel zin in. Ik denk dat het goed is voor de kinderen, en dat die, als je het goed doet, misschien nog wel veel meer gaan leren dan nu. We beginnen na de kerstvakantie met het eerste thema: de politie. Dus tegen die tijd: wordt vervolgd…

 

 

2 reacties

  1. Leuk stuk Jits, interessant! Klinkt goed die vernieuwing. Al dat moeten lijkt me een ramp!

    Renee

    Sent from my iPad

    >

    Like

Geef een reactie op dagboek in Sinterklaastijd 5 | jitstips Reactie annuleren