De hele week zat ik al te hopen. Ik had een verhaal geschreven en het naar de krant gestuurd en nu wachtte ik tot het donderdag was zodat ik kon kijken of het achter op de krant stond. We sliepen in de tuin vannacht en Tobias was aan het werk. Hij zou, voordat hij naar ons toe kwam nog even langs huis gaan om de regenpakken op te halen. “neem dan ook de krant mee”, appte ik hem om 05.53 uur vanochtend. Door het enorme noodweer op het dak van ons tuinhuisje was ik al een tijdje wakker.
maar de krant was hij vergeten. na het ontbijt, brood smeren en kinderen aankleden, met regenpakken en al, op de fiets naar school. Daar moest ik nog even blijven want vandaag kwam de schoolfotograaf en ik wilde natuurlijk ook met mijn eigen klas op de foto. Toen dat alles klaar was snel naar huis gefietst om op de achterkant van de krant te kijken. Onderweg dacht ik al de hele tijd: ‘de kans dat ik erin sta is natuurlijk heel klein. Ik moet er niet teveel op hopen. Er is vast een ander verhaal beter enz.’ En inderdaad: er stond een verhaal van iemand anders.
Nou ja, zou ook eigenlijk wel gek zijn als je de eerste keer dat je aan een verhalen-wedstrijd mee doet meteen geplaats wordt. Volgende keer ga ik het gewoon weer proberen. Hieronder mijn verhaal. De opdracht was trouwens: Schrijf een gênante anekdote van niet meer dan 200 woorden, die zich afspeelt in het OV (openbaar vervoer):
De rugzak
Ik was zo’n jaar of 15 en behoorlijk vol van mezelf. Zoals dat gaat met pubers had ik het gevoel dat de wereld om mij draaide en iedereen alles zag wat ik zij, deed of aan had . Ik ging voor het eerst met vriendinnen op vakantie. Ik had een rugzak van zolder gehaald. Nog echt zo’n ouderwetse trekkersrugzak, met van die ijzeren stangen aan de zijkant.
Achteloos smeten we de tassen in het bagagerek en gingen hard zitten praten, lachen en roken (dat mocht toen nog in de trein). Dat de andere reizigers misschien last van ons hadden kon ons niet veel schelen. We hingen met ons hoofd uit het raam, zongen liedjes en zwaaiden naar de mensen op de stations. We hadden de tijd van ons leven.
Maar toen gebeurde het: Door een hobbel in de rails viel mijn tas uit het bagagerek bovenop een oude man, die toch al fronsend naar onze uitgelatenheid had zitten kijken. Door het ijzeren frame had hij ook echt een wond op zijn hoofd. Iedereen in de trein kwam hem te hulp en keek ons verwijtend aan. Ik kon wel door de grond zakken van schaamte.